GESCHIEDENIS BARONGSAI SILAT-PUKULAN
Barongsai
De naam Barongsai is eigenlijk de naam van de vereniging
en oorspronkelijk niet bedoeld als de benaming van de stijl (aliran), maar
meer als een ode
aan de eerste leraar Peh Tangkiam. Hij was grootmeester in de Wushu-stijlen
en grondlegger van de complete vechtkunst die door de school Silat Barongsai
wordt beoefend. Silat Barongsai bevat technieken voor het gewapend en ongewapend
gevecht. Siku2 en toya zijn een belangrijk onderdeel in de training van
de traditionele gevechtstechnieken. De vechtkunst wordt in Silat Barongsai
van hoog uitgevoerde tot laag uitgevoerde technieken beoefend. Van worpen
tot vegen, hoge tot lage trappen in het vallen en rollen. De techniek van
de drakenstaart is in Silat Barongsai kenmerkend. Peh Tangkiam emigreerde
eeuwen geleden naar de Indonesische archipel. De Silatstijl heeft in de
daarop volgende eeuwen invloeden ondergaan van het Indonesische Silat en
Pukulan, maar het ontwikkelde zich steeds als een functionele vechtkunst
naar steeds beter aangepaste technieken op snel eindresultaat. Binnen de
school wordt geen ‘oorspronkelijke’ naamsaanduiding gehanteerd
anders dan eventueel asli silat/pukulan. Vele invloeden van het Pukulan
Betawi, de oorspronkelijke straatvechtkunst van het voormalige Batavia
zijn in de Pukulan langkahs terug te vinden. Volgens de gewoonte van de
Indonesische silatscholen had het de naam van de leraar, de naam van de
oorspronkelijke streek van herkomst of een dier mee kunnen krijgen. Door
de jaren heen is de naam Barongsai in Nederland meer en meer één geworden
met de stijl. Voor de buitenwereld zijn we dan ook Silat Barongsai.
De eerste leraar van de stijl was Peh Tangkiam, de leraar van Paatje Theo Beijnon was een bijna blinde leraar uit Cirebon, Bapak Jimun. Paatje Beijnon heeft deze leraar in huis genomen en verzorgd. Dit heeft er ook voor gezorgd dat hij vanaf dat moment als enige de aandacht van deze Pendekar genoot. Paatje Beijnon is opgegroeid in een Nederlands-Indië waar vechters elkaar in het weekeinde nog opzochten om hun vaardigheden uit te wisselen en heeft zijn leven voor een zeer belangrijk deel en tot op hoge leeftijd gewijd aan zijn silat. Op deze weg heeft hij met verschillende stijlen kennisgemaakt en deze zich ook eigen gemaakt. Nadat hij de silat van Bapak Jimun eigen had gemaakt was hij ervan overtuigd geraakt dat hij daarmee de meest complete en uiterst effectieve vechtstijl tot dusver had geleerd.
In Nederlands-Indië en Nederland heeft Paatje Beijnon altijd gekozen voor een traditionele benadering van het silat, min of meer in de geest van de traditionalisten in Indonesië direct na de tweede oorlog. Zo heeft hij er nooit voor gekozen om aan grote groepen (onbekende) leerlingen les te geven en heeft hij vastgehouden aan de puurheid van de technieken die de stijl zo kenmerken. De stijl van Silat Barongsai hield in dat functionaliteit en economie van beweging boven sier ging. Ook was hij van mening dat de technieken en kennis te waardevol waren om zo maar aan leerlingen te onderwijzen die niet de discipline en de waardering konden opbrengen voor een traditionele en door de eeuwen heen uitgefilterde hoogontwikkelde functionele vechtkunst. Wij kennen Paatje Beijnon als een strenge en keiharde leraar met flitsende bewegingen en keiharde schenen en armen. Met zijn krachtige benen deed hij nog op zijn 72e jaar de trappende valtechnieken voor aan veel jongere leerlingen die hem dat niet na konden doen. Het relatief gesloten karakter van de school heeft er lang toe bijgedragen dat er maar weinig over Barongsai naar buiten is gekomen. Zo is er dan ook slechts een handjevol leerlingen bekend, waarvan enkele in Nederland. Heel sporadisch duikt er via het internet een verwijzing op van voormalige leerlingen die kortere of langere tijd les hebben gehad van Paatje Beijnon. Zo heeft de grondlegger van Pukulan Rowo Belong in het verleden les gehad en heeft ook Don Kessing van P.S. Manyang in het verleden lessen gehad van Paatje Beijnon. Paatje Flohr uit Breda is in het verleden verschillende malen aanwezig bij de vroege training van Leonard, de kleinzoon van Paatje Beijnon. Het is niet bekend in hoeverre deze voormalige leerlingen en leraren ook daadwerkelijk gebruikmaakten van de stijl van Paatje Beijnon.
Paatje Beijnon was een Guru van de oude stempel, geen grote leerlingenschare en bescheiden naar de buitenwereld. Zijn motto was dan ook: “Goede wijn behoeft geen krans”. Doordat Paatje Beijnon deze filosofie hanteerde is hij in Nederland bij het “grote” publiek ook nooit één van de bekende paatjes geworden.
De huidige school heeft zijn oorsprong in 1970. De twee oprichters, de neven Leonard van Schukkmann en Roy van der Hijde († augustus 1995) - beiden beoefenden eerst het Karate Kyokushinkai, waar Leonard als leraar nog enkele jaren les in heeft gegeven - startten onder begeleiding van hun beider opa “Paatje Beijnon” met de lessen. Dat hun opa iemand van de oude stempel was, betekende voor beide oprichters dat ze een voor Westerse begrippen Spartaanse training hebben genoten. Het feit dat het hun opa betrof, heeft de training eerder zwaarder dan lichter gemaakt. Het feit dat beiden op dat moment al gevorderde karateka’s (resp. Kyokushinkai, 1e dan en bruin) waren, heeft de training weliswaar dragelijk gemaakt maar zeker niet minder zwaar. Paatje Beijnon is eind jaren zeventig naar Canada geëmigreerd en in de tachtiger jaren overleden.
Guru en Kepala Aliran Leonard geeft nog wekelijks in Etten-Leur trainingen in Tenaga Dalam (energetische gevechtskunsten) en de Asli-stijl (de originele vechtkunst) van Silat Barongsai. Hij wordt hierbij bijgestaan door de Silat-leraren Auro van Schukkmann en Rob de Vries, die deze originele vechtkunst al meer dan 20 jaar beoefenen. Bovendien geeft Leonard in Breda ook nog wekelijks les in Medische Qigong.
De Silat-leraren (Raymond Ceuleers, Mark van Keep en Patrick Vernack), die nu de Silat-trainingen van de school Silat Barongsai geven in Breda, waren midden jaren zeventig en begin tachtiger jaren aan hun Silat-training bij Leonard begonnen.
De stijl
Pencak Silat is werelwijd bekend als een effectieve
maar vooral ook sierlijke vechtkunst. Met name het laatste aspect is iets
wat vreemd is aan Silat
Barongsai. Alhoewel het als een sierlijke stijl (Kembangan) is uit te voeren,
maken sierlijke bewegingen geen wezenlijk onderdeel uit van de training
De stijl is al enige honderden jaren oud en al die tijd is de ontwikkeling
gebaseerd op het functionele aspect, dus geen omslachtige en overbodige
bewegingen. Om de leerlingen voor te bereiden op de asli training is er
in de jaren zeventig wel een serie van nieuwe technieken ontwikkeld. De toevoeging van de aan de
huidige tijd aangepaste basistraining en technieken heeft echter niets veranderd aan de oude asli
Langkahs (gevechtslopen).
De originaliteit van de vechtstijl is ooit tijdens een bezoek van Leonard aan Bogor (Indonesië onderschreven door de toenmalige Pendekar van PS Padjadjaran, Pak Siddiq. Na een demonstratie door Leonard merkte deze gevestigde Pendekar op dat hij deze asli ooit zelf had willen leren, helaas heeft hij nooit de leraar kunnen vinden die zijn wens kon waarmaken.
Tot op heden is de originele asli ook niet beïnvloed door contacten met andere vechtkunsten. De belangrijkste reden hiervoor is dat elke toevoeging zou moeten passen in en bij de bestaande technieken, zonder afbreuk te doen aan de vloeiende en natuurlijke functionele technieken. Een vechtstijl moet in onze filosofie zo zijn opgebouwd en worden onderwezen dat de vechters de technieken op een natuurlijke instinctieve manier van handelen gaan gebruiken. Elke nieuwe toevoeging moet deze toets doorstaan en tot op heden zijn er geen die aanleiding geven voor toevoegingen aan de asli van Barongsai.
In de stijl zitten twee belangrijke hoofdstromingen verwerkt, de “punt en cirkel”-technieken van het Silat en de meer “recht-toe-recht-aan” Pukulan-technieken. Deze zijn verweven in een serie asli Langkahs die al sinds jaar en dag de basis vormen van de stijl. In vergelijking met de meeste stijlen onderscheidt de Barongsai-stijl zich ondermeer door een natuurlijke stand van de vuisten bij het stoten, het synchroon werken met handen en voeten en de wijze waarop lage technieken (zoals de rol-, val- en veegtechnieken) worden uitgevoerd.
Om de asli stijl van Barongsai onder de knie te krijgen is
een degelijke ondergrond een onmisbaar element. De stijl is compleet. Dat
wil zeggen dat een gevorderde beoefenaar niet alleen thuis is in de hogere
standen en technieken van de vechtkunst maar van 'hoog tot laag' vallend
en rollend aanval- en verdedigingstechnieken beheerst en razendsnel kan
uitvoeren. De lage lopen en standen van de vechtstijl zijn over het algemeen
zo zwaar dat ze voor de meeste beginners niet vol te houden zijn. Om deze
reden hebben de eerste ‘Nederlandse’ Guru’s Leonard van
Schukkmann en Roy van der Hijde onder het keurend oog van hun Guru en grootvader
Paatje Beijnon een basistraining ontwikkeld die nieuwe leerlingen de mogelijkheid
biedt om voorbereid te worden op de technieken van het asli en dus op het
oorspronkelijke zware deel van de training. Leonard ontwikkelde met zijn
grote ervaring in de stijl de basis verder uit tot een compleet geheel die
vloeiend aansloot op de asli-training van Silat Barongsai. De technieken
uit de basis zijn daardoor zo nauw verwant aan de oorspronkelijke technieken
dat een zich ontwikkelende leerling na verloop van tijd zal ontdekken dat
alles één blijkt te zijn.
Trainingsfilosofie
De gevechtslopen vormen zoals al eerder aangegeven de basis van de vechtstijl.
In het asli-gedeelte van de training worden vijf hoofdlopen onderscheiden,
die elk weer onderverdeeld zijn in sublopen (series) en afhankelijk van
de loop wel zeven series kent. In de basistraining worden naast de basis
trap-, stoot en slagtechnieken 17 langkahs onderricht en 24 latihans (waarvan
enkele in meerdere variaties). De basis langkahs en latihans worden over
het algemeen uitgevoerd in hogere standen, naarmate ze vorderen worden
langkahs en latihans in steeds lagere standen uitgevoerd. Afhankelijk van
de inzet van de leerling (volgen van lessen en de mate waarin thuis wordt
getraind) kan de basis in drie tot vier jaar geleerd worden. Bij voldoende
ontwikkeling en talent zal in de laatste fase van de basis over het algemeen
reeds een start gemaakt worden met de eerste asli-trainingen.
De vechtkunstfilosofie van Barongsai is gegrondvest op herhalingen en training van het intuïtieve handelen. Om technieken daadwerkelijk in een fractie van een seconde in een gevecht ten uitvoer te kunnen brengen moeten deze ontelbare malen herhaald worden. In de Langkahs geldt daarom vooral het trainen met het visualiseren. In deze gevechtslopen komt dit tot uiting in één hoofdtechniek die gedurende de loop meerdere keren wordt herhaald. Anders dan in andere stijlen zijn de afzonderlijke langkahs daardoor geen aaneenschakeling van een grote variëteit aan technieken. Dit stimuleert in onze filosofie niet het aankweken van ‘reflexen op zicht’. De basis- tot en met de gevorderde technieken versterken elkaar, waardoor het kweken van ‘reflexen op zicht’ een natuurlijke intuïtieve training waarborgt. De bewegingen van afweer tot aanval zijn zo ingenieus in de stijl verweven dat beoefenaren al in de basistraining ervaren dat de gevechtskunst van Silat Barongsai daadwerkelijk gebaseerd is op functionaliteit, economie van beweging en het kweken van reflexen op zicht.
Alhoewel de trainingen van Barongsai tegenwoordig in een open omgeving
worden gegeven en de lessen in principe voor iedereen toegankelijk zijn,
is de omgang binnen de school nog traditioneel. Naast de schoolregels die
door een ieder dient te worden gerespecteerd (respect voor de leraar en
de medeleerlingen, gedrag buiten de school, gebruik van de technieken e.d.)
is de training nog steeds gericht op het daadwerkelijke gevecht. In het
onderricht wordt dan ook nog steeds geen beperking betracht ten aanzien
van de trefpunten van een tegenstander.
De Training
De wekelijkse les
duurt twee uur en bestaan uit een korte warming-up en conditietraining.
Na maximaal een halfuur wordt
een aanvang gemaakt
met training van de langkahs en latihans. Indien de groep het toelaat worden
gevorderden en beginners na verloop van tijd gescheiden. Tijdens iedere
training wordt eveneens aandacht besteed aan verschillende sparringsoefeningen;
zonder en met protectie, verdediging met de rug tegen een “muur”,
en sparring tegen meerdere tegenstanders.